Klein fragment uit het eerste hoofdstuk van de roman-in-wording:
Een beetje verdwaasd staat hij op en volgt haar het hoekje om naar een set felgele deuren waar in verschillende tinten rood de naam Roko is gespoten in graffitiletters. De deuren gaan vanzelf open en ze lopen een donkergrijze gang in. De gang is leeg en kaal. Achter hen sluiten de dikke deuren en de kantoorgeluiden sterven snel uit. Zijn hoofd duizelt – hij gaat Thijs Roko ontmoeten, de Thijs Roko. Jan voelt zijn hartslag door zijn lichaam dreunen. Hij kan niet geloven dat hij Thijs Roko straks zelf gaat ontmoeten. Jan probeert het filmpje terug te halen waar Thijs het over eerste indrukken en handen geven had. Hij weet dat hij het heeft gezien, maar wat zei de Thijs Roko daar ook al weer over de ultieme handdruk? Hij schudt zijn hoofd, en focust zich weer op de gang.
‘Maar, met Thijs Roko…?’ stamelt Jan, in een poging de plotse stilte te doorbreken, en zichzelf niet al te gek te maken.
Ze glimlacht. ‘Ja, Thijs is heel betrokken, ondanks onze growth. Je zou denken dat zo iemand daar geen tijd meer voor heeft, maar zoals hij zelf sinds kort zegt: “Ik maak tijd, ik creeëer tijd, ik ben god over mijn eigen tijd.” – fascinerend toch? Dat iedereen eigenlijk god zou moeten zijn over zijn eigen tijd?’
‘Ja… misschien makkelijker wanneer je de baas bent.’
‘Nou, wat niet-positief gedacht. Thijs zou zeggen, zo wordt je nooit god over je eigen tijd.’
Er klinkt nu een vleugje koude twijfel door haar stem, alsof ze zich afvraagt of ze nu toch beter rechtsomkeert naar de uitgang kunnen maken. Jan verbijt zich. Waarom moest hij dat ook zo nodig hardop zeggen? Thijs Roko haat niet-positieve gedachten, dat zegt hij in bijna al zijn video’s. Hoe kan hij dat vergeten? Niet-positieve mensen zijn een drain op je bedrijf, in je leven. Hij hoort het Thijs zo zeggen. De gang lijkt opeens eindeloos, een eindeloos grijs gat. Jan knijpt even boos in zijn handen en mompelt: ‘Nee, dat is wel logisch. En niet zo positief van mij.’
‘Ja, hè, het is gewoon ontzettend inspirerend.’ Haar stem klinkt wat warmer nu, zonder die twijfel, tot zijn grote opluchting. Hij heeft het toch niet gelijk verpest.. ‘En we zijn er al!’
Ze duwt een deur open met het opschrift Tijd en Ruimte. De deur piept als krijt over een schoolbord en een rilling schiet door Jans lichaam heen. Ze stappen samen naar binnen. De muren, de vloer en het plafond zijn diepzwart. In het midden staat een feloranje ovalen overlegtafel met grote zwarte stoelen eromheen. De enige lamp in de kamer laat alles in een zwakke zachtoranje gloed baden en de tafel lijkt zo door de ruimte te zweven. Weifelend blijft Jan halverwege bij de deur staan.
‘Ga daar maar zitten,’ en ze wijst naar de stoel pal met de rug naar de deur. Het is zo’n directe aanwijzing dat hij meteen gaat zitten. Een spotje schiet aan en schijnt in zijn ogen. Jan verschuift in de zachte zwarte stoel. Thijs Roko is er nog niet. Hij wou dat hij ergens anders was gaan zitten, niet zo met zijn rug naar de deur, zonder te kunnen zien wie er wanneer binnenkomt. Misschien moet hij ergens anders gaan zitten. Is de vrouw van HR weg of is ze niet weg? Voorzichtig kijkt hij over zijn linkerschouder. Ze staat in het hoekje op haar telefoon te kijken en te tikken. Hij kijkt snel terug en het licht brandt weer in zijn ogen. Zou ze het merken als hij ergens anders gaat zitten? Zou ze het raar vinden, dat hij toch niet op de stoel wilt zitten die ze hem heeft aangewezen? Zou ze het zich aantrekken? Waarom is hij toch zo besluiteloos soms?
Waar je zit is niet triviaal. Hij moet denken aan de workshop die hij laatst gevolgd heeft, de workshop “verover je plaats”, het beeld komt opeens bovendrijven als een slechte droom, de man in het te grote grijze pak met gouden manchetknopen, met zijn slides vol tabellen, bulletpoints en tafelplattegronden. Hij weet nog hoe het hem duizelde, al die schema’s van waar de beste plekken waren voor de meeste macht, invloed of zichtbaarheid. Hij wist dat het belangrijk was – dat hij een goede plek had moeten uitkiezen en gewoon had moeten gaan zitten, gewoon gaan zitten, niet staan twijfelen. Misschien is het een test geweest, flitst het opeens door zijn hoofd, staat er helemaal geen eindgesprek op het programma maar was dit een test en… nee, hij moet ergens anders gaan zitten, hij weet het ineens zeker, en hij staat daadwerkelijk op. Het spotje gaat gelijk uit.
‘Is er iets?’ De vrouw kijkt op van haar telefoon. ‘Sorry, had je nog naar de wc gewild?’
‘Nee, nee.’ Jan gaat weer op dezelfde stoel zitten en het spotje springt weer aan. Hij baalt en kijkt weer over zijn schouder. Ze is weer aan het typen en swipen op haar telefoon. Al is het maar een stoel naar links, of naar rechts. Elke plek is beter dan deze plek. Hij gaat weer staan. Het spotje dooft.
‘Ik ga denk ik toch ergens anders…’
Dan gaat de deur weer met een felle piep en kras open. Jan draait zich om en kijkt recht in het gezicht van Thijs Roko, de CEO, Mr. Roko himself. Hij is precies hetzelfde als op alle filmpjes, foto’s en interviews die hij vooraf heeft gezien. Het is een onwerkelijk gezicht, zo in het echt, zijn gebruinde hoofd, met die hoekige kaken, die felblauwe ogen, en donkerblond golvend haar, strak in de gel. Jan heeft dit gezicht zo vaak gezien, zo uitvoerig bestudeerd, dat het onwerkelijk voelt om het zo in het echt te zien, alsof je een beroemdheid op straat spot, alsof het niet echt kan zijn.
Thijs draagt een strak, zwart shirt met weer die gifgroene slang er op. Hij steekt zijn hand uit, en met een trillende en klamme hand neemt Jan hem aan. Hij probeert nog een klein beetje druk uit te oefenen met zijn vingers, maar het mag niet baten. Thijs laat snel los en loopt zonder iets te zeggen naar de andere kant van de tafel. Hij gaat zitten in de stoel recht tegenover Jan. Zodra Thijs zit, wordt ook zijn gezicht opgelicht door een spotje. Zijn ogen lijken nog feller blauw in dit licht. Jan staat nog steeds tussen de tafel en zijn stoel in, en gaat snel zitten.
Photo by Henry & Co. on Unsplash
1 thought on “Fragment uit: Een nieuwe baan”