Meteen nadat Bodwin de deur hard achter zich heeft dichtgetrokken, zakt Annabeth weer ineen in de grote beige fauteuil. Ze laat haar handen langzaam over het zachte kalfsleer glijden. Het is allemaal zo vermoeiend. En niemand die het echt waardeert, die haar waardeert voor wat ze is en wat ze probeert te doen voor de wereld. Niemand, behalve misschien Bodwin, die het ook echt weet.
Ze laat alle zonweringen van de ramen naar beneden komen zodat er geen straaltje daglicht naar binnen kan glippen, roept het holoscherm op en laat de ontploffing vertraagd afspelen. Voor een paar seconden is het ruimteschip nog intact: een vaartuig, zwaar, log en metaal, met negen luxe cabines voor de meest aangename reis naar Mars ooit. Kort daarna vormt zich een oranje gloed, die langzaam verandert in een steekvlam, een vuurbal, een stofwolk.
Al dat werk, al haar geld, haar schip – letterlijk en figuurlijk de lucht in gegaan. Alles wat er over is, is verworden tot stof. Veertig mensen zijn nu ook stofwolk. Acht bemanningsleden en 32 mannen en vrouwen met een droom voor een nieuw bestaan op de rode planeet. De dromen ook een stofwolk. Annabeth kijkt het filmpje steeds weer, tot ze elke uitstulping van de ontploffing kent als de lijnen in haar hand.
Ze schopt haar schoenen uit en loopt door het kantoor. Haar kantoor. De fijnste plek in haar leven die haar herinnert aan alles wat ze heeft bereikt. Annabeth laat haar vingers over het gepolijste en glimmende hout van het bureau glijden, het donkerbruine leer van de imposante bureaustoel, het fragiele beige behang. Het voelt allemaal zo kwetsbaar. Een naar gevoel borrelt zich een weg naar boven in haar buik.
Annabeth blijft staan voor een van de ingelijste tijdschriftcovers van haarzelf aan de muur. Op de foto spuwen haar lichtblauwe ogen vuur, haar huid glad en bleek, haar haar voor de verandering tot in de wortels geblondeerd en zacht en glanzend en perfect. Het valt bijna nonchalant maar toch losjes langs haar gezicht, geen enkele lok valt verkeerd. Ze lijkt bijna een van de perfecte Stadsmeisjes. Tot je de kop leest, in grote gouden blokletters: VAN PLATTELANDSMEISJE TOT STADSE CEO IN DE LUXURY SPACE RACE.
Hoezeer ze ook haar best deed, het was nooit genoeg geweest en het zal ook nooit genoeg zijn. Annabeth haalt een hand door haar nu stugge haar, pluizig met donkere wortels. Stuurloos loopt ze door haar kantoor. De ontploffing herhaalt zichzelf nog steeds op het scherm, stofwolk na stofwolk na stofwolk ontstaat en verdwijnt weer. Schichtig kijkt ze om zich heen, op zoek naar iets van die zekerheid op de foto.
Ze pakt de lichtroze, porseleinen vaas op van haar bureau. Leeg en licht, zonder bloemen of andere inhoud.
“Verdomme,” mompelt ze, en ze sluit haar ogen. Ze houdt de vaas hoog en gooit het ding dwars door de ontastbare projectie van de ontploffing heen richting haar eigen portret. Net onder haar zelfverzekerde gezicht spat de vaas uiteen. Rinkelende scherven. Groot en klein. In een halve kring vormen honderden roze en witte stukjes een mozaïek onder haar hoofd.